‘Er is meer dan ooit nood aan een project dat alle Europeanen terug overtuigt van de deugden van de Europese integratie’, schrijft Jan Wostyn van Vista naar aanleiding van de Dag van Europa op 9 mei.
Op 9 mei vieren we elk jaar de dag van Europa. Op die dag legde Frans minister Schuman in 1950 de basis voor de oprichten van de EGKS met 6 deelnemende landen, die geleidelijk zou uitgroeien tot de Europese Unie die we vandaag kennen met 27 lidstaten. Vandaag ligt de EU steeds vaker onder vuur, maar laten we ons toch eerst en vooral bewust zijn van de ongelooflijke verwezenlijkingen van de voorbije 73 jaar: vrede, democratie en een sterk gestegen materiële welvaart in alle lidstaten van de EU. Nog nooit brak er een gewapend conflict uit tussen 2 lidstaten van de EU en het lijkt erop dat de verregaande samenwerking tussen alle lidstaten deze kans ook naar de toekomst toe bijzonder klein maakt.
Toch moeten we ook vaststellen dat de EU vandaag de dag nog maar weinig enthousiasmeert. Ook in Vlaanderen stellen we vast dat de 2 grootste partijen op vandaag, N-VA en VB, op zijn minst zeer eurokritisch zijn tot soms zelfs eurosceptisch, alsof de EU meer kwaad dan goed brengt. Nochtans is België, en ook Vlaanderen, als centraal gelegen kleine lidstaat die vele EU-instituties huisvest, duidelijk een netto winnaar van EU lidmaatschap. Het is erg jammer dat de gevleugelde woorden die August Vermeylen uitsprak in 1900, “Vlaming zijn om Europeër te worden”, blijkbaar niet langer centraal staan binnen de Vlaamse beweging.
De kritiek op de EU valt echter niet zomaar uit de lucht en heeft vooral te maken met 3 grote beleidsdomeinen waar de EU tekortschiet: politieke hygiëne, migratiebeleid en sociaal beleid.
Op vlak van politieke hygiëne kwam de EU alleen al het afgelopen jaar verschillende keren in opspraak, wat de reputatie geen goed deed. Er was het omkoopschandaal in het Europese parlement waarbij zowel Qatar als Marokko parlementsleden wisten om te kopen, ondanks de riante vergoedingen die ze opstrijken voor hun mandaat. Daarnaast kwam Europees president Michel onder vuur te liggen voor zijn spilzuchtige dienstreizen, wat het beeld creëert van een losgeslagen politieke elite die burgers allerlei regels oplegt, maar zelf geen mate kent. Nog recenter bleek de pensioenkas van de Europarlementariërs een tekort van 300 miljoen euro te vertonen.
De Europese politieke klasse moet dan ook dringend in de spiegel kijken. Indien zij haar eigen geloofwaardigheid wil herstellen, is er dringend nood aan een grotere financiële soberheid. Zo niet dreigt zij door populisten verder afgeschilderd te worden als een elitaire kaste die het Europese volk onderdrukt met allerlei regels en wetten en daarom beter uit het zadel kan gelicht worden. Een grote doorlichting van alle uitgaven van het Europese politieke apparaat lijkt dan ook hoogdringend. Maar net zoals Belgische partijen de eigen overheidsfinanciering niet hervormd krijgen, lijkt het ook hier bijzonder moeilijk om de eigen voordelen in vraag te stellen.
Het tweede domein waar de EU haar geloofwaardigheid op het spel aan het zetten is, is migratie. Een EU die haar eigen buitengrenzen niet afdoende kan of wil bewaken, zal in de ogen van de doorsnee Europeaan weinig genade kennen. Het asielrecht in de EU kan maar blijven bestaan indien de EU-lidstaten er ook collectief in slagen om zij die geen recht hebben op asiel effectief terug te sturen. Dat kan enkel door doeltreffende overeenkomsten met derde landen.
Daarbij kan nagedacht worden over het koppelen van verplichte terugkeer met het openen van een nieuw legaal migratiekanaal: in de tijd beperkte circulaire migratie, waarbij migranten in Europa voor een beperkt aantal jaren kennis en werkervaring opdoen in de EU, maar daarna terugkeren naar het land van herkomst. Hoe dan ook is de aanwezigheid van 4 à 5 miljoen illegale migranten in de EU (Pew Research, 2017, pre-Brexit) een onhoudbare en onwenselijke situatie voor alle betrokkenen.
Tot slot faalt Europa momenteel op vlak van sociaal beleid. Sinds de jaren 80 is de EU (toen nog EEG, Europese Economische Gemeenschap) voornamelijk gericht geweest op het liberaliseren van de interne markt en het verwijderen van allerlei handelsbelemmeringen tussen de lidstaten. Onder impuls van commissievoorzitter Jacques Delors en het plan “Europa 1992” werd zo het doel van een interne markt bereikt. Daarna volgde dan nog een verdere economische en monetaire integratie die uitmondde in de creatie van de euro in 1999.
Het staat buiten kijf dat deze economische integratie effectief globaal gezien voor een gestegen materiële welvaart zorgde. De verdeling van die welvaart bleek echter niet altijd evenwichtig verdeeld. De centrumlanden profiteerden meer dan de perifere lidstaten, en kortgeschoolden werden meer blootgesteld aan loonconcurrentie dan langgeschoolden, eerst door concurrentie vanuit Zuid-Europa, later vanuit Oost-Europa.
De EU heeft echter nagelaten om de explosie aan materiële welvaart te koppelen aan een flankerend fiscaal en sociaal beleid. De groep die echt profiteerde van de Europese integratie was te klein en de Europese herverdelingsmechanismen te zwak. Nochtans liggen hier zeker een paar mogelijkheden. Zo zou bijvoorbeeld een uniform BTW-tarief van 30% kunnen worden toegepast op allerlei luxegoederen, als een indirecte belasting op de groep Europeanen die het meest wist te profiteren van de eengemaakte markt. Denk daarbij aan de ontelbare luxejachten aan de kade van de vele Europese jachthavens, luxewagens, dure horloges, diamanten, kunst, etc… Daarnaast zou een kerngroep van Europese lidstaten, bv. de Benelux, Frankrijk en Duitsland, werk kunnen maken van een kader voor een uniforme Europese vermogensbelasting, waarbij elke lidstaat uniforme berekeningen en tarieven hanteert, maar zelf instaat voor de inning van de vermogensbelasting.
De combinatie van politieke schandalen en spilzucht, een ineffectief migratiebeleid en een gebrek aan een geharmoniseerd sociaal en fiscaal beleid, zijn een gevaarlijke cocktail en ideale voedingsbodem voor populistische partijen in Europa. Het probleem met populistische partijen is helaas: ze hebben meestal gelijk over de aard van de problemen, maar blijken vaak bitter weinig te bieden qua antwoorden en vallen liever het hele Europese project in zijn geheel aan.
Indien de traditionele Europese centrumpartijen weigeren de komende 10 jaar aan deze verzuchtingen tegemoet te komen, dreigen ze zo zelf het project te ondergraven waarvan ze zelf aan de wieg stonden. Er is meer dan ooit nood aan een Europees project “Europa 2032” dat alle Europeanen terug overtuigt van de deugden van de Europese integratie.
Deze tekst verscheen ook in Knack